Alex Krappen is sinds 2003 bezig met Vedische filosofie. In deze filosofie wordt zelfonderzoek vaak aangeprezen als dé weg naar harmonie. Zijn ervaringen met zelfonderzoek hebben hem tot een warm pleitbezorger gemaakt. Daarom bevroeg Alex Krappen hem over nut en noodzaak van deze weg naar harmonie.
V: Wat is zelfonderzoek eigenlijk?
A: Zelfonderzoek is in eerste instantie zo open en eerlijk mogelijk kijken naar jezelf. Dat begint met kijken naar je eigen gedrag en de rol die dat gedrag speelt bij wat er in je omgeving gebeurt. Vanaf daar ga je eigenlijk steeds dieper. Je ontdekt dat je emoties en argumenten bij je gedrag diepere wortels hebben. Zo kom je in lagen waarin sterke emotionele beelden leven die vooral over jezelf gaan. Ze gaan over hoe je over jezelf denkt: wie je bent, wie je zou moeten zijn en wie je zou kunnen zijn. Later ontdek je dat er onder al deze beelden een nog diepere jij zit die met een missie op deze aarde is geboren. En daaronder is weer een fundament van stilte en diep vertrouwen waar je op kunt rusten.
V: uhm….zo eerlijk mogelijk?
A: Ja, naarmate je jezelf langer onderzoekt merk je dat je graad van eerlijkheid en openheid geen constante is. Hij varieert met de vorm van de dag, de periode waar je in zit, toenemend zelfbewustzijn en de heftigheid van wat je tijdens je zelfonderzoek tegenkomt. Met deze wisselvalligheid omgaan is één van de uitdagingen die bij zelfonderzoek hoort, omdat onze geest vaak een rechte lijn naar boven wil zien.
V: Is zelfonderzoek moeilijk?
Ja, zeker in het begin. We zijn ontworpen met naar buiten gerichte aandacht en zintuigen, weet je. Dat maakt het lastig. De weg naar binnen is er één van inspanning, dat gaat niet vanzelf. Maar onze overtuigingen over onszelf zijn vaak een nog groter struikelblok.
V: Waarom is dat?
A: Vaak hebben we, zonder dat we dat zelf weten, helemaal niet zo’n positief zelfbeeld. We signaleren vaak gedrag bij onszelf dat we helemaal niet zo mooi vinden en dat leidt tot oordelen over onszelf. Op dieper niveau geloven veel mensen dat ze zwak en onbetekenend zijn. In onze kindertijd waren we zwak en kwetsbaar en hebben we overlevingsmechanismen aangeleerd om in de gunst te komen van onze ouders, zodat die ons zouden beschermen. Veel van deze overlevingsmechanismen hebben we meegenomen naar ons volwassen leven, zonder eigenlijk te toetsen of we nog net zo zwak en kwetsbaar zijn als toen. We gaan daar eigenlijk nog steeds vanuit, meestal onterecht. Toch willen we vaak niet dat die vermeende zwakte en kwetsbaarheid bloot komen te liggen en daarom laten we de weg naar binnen graag links liggen.
V: Dat is wel een hindernis, denk ik. Wat maakt zelfonderzoek nog meer zo lastig?
A: Vooral het feit dat we onderzoeken om tot een oordeel te komen. We willen bij alles wat we onderzoeken een positief of negatief waardeoordeel toekennen. Als we aan zelfonderzoek beginnen is dat ook vaak omdat we ergens vanaf willen of iets willen ontwikkelen. Zelfonderzoek begint uit ontevredenheid. We zijn vergeten dat we ook kunnen onderzoeken uit nieuwsgierigheid, uit interesse. In dit geval is dat natuurlijk interesse voor jezelf.
V: Die eindoordelen geven wel houvast….
A: Ja, maar ze maken wat je ontdekt ook dood. Als het oordeel er is, hoef je namelijk niet meer te onderzoeken, en wat er nog meer te ontdekken valt, mis je dan. Ook nemen die oordelen ruimte in in je geest, waardoor de bandbreedte die je nodig hebt voor dieper zelfonderzoek kleiner wordt. Uiteindelijk ontdek je dat je je oordelen ook vaak gebruikt om je tegen de bovengenoemde kwetsbaarheid te beschermen. Zo wordt de weg naar binnen nog verder afgesloten, want ook over die oordelen heb je weer een oordeel en zo wordt de chaos in je geest steeds groter.
V: Waarom is dat een probleem?
Omdat de chaos die in je geest ontstaat door allerlei gedachten, oordelen, meningen en emoties maakt dat je niet helder naar binnen kunt kijken. En dat terwijl een rustige, heldere geest essentieel is om tot dieper zelfonderzoek te komen. De bovengenoemde chaos kan maken dat je geen alternatieve oplossingen ziet, terwijl die er wel zijn. Een heldere, stille geest vergroot het aantal mogelijke manieren waarop je met een situatie om kan gaan, anders dan je standaardreactie.
V: Dat zal wel, maar hoe krijg je die geest dan rustig?
A: De meest bekende manier is meditatie, maar die is niet voor iedereen geschikt, althans de zitmeditatie niet. Maar gelukkig zijn er diverse actieve meditatievormen en ook yoga is uitermate geschikt voor dit doel, mits je yoga niet prestatief beoefent. Daarnaast is eigenlijk elke activiteit die je in een staat van heldere, kalme rust brengt geschikt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wandelen in de natuur en contact met kunst en schoonheid.
Daarnaast is intentie ook belangrijk. Je kunt mediteren tot je een ons weegt, als je doel niet is om jezelf beter te leren kennen, is de reikwijdte beperkt. In het verlengde daarvan is het belangrijk om de dingen die je ervaart onvoorwaardelijk geldig te verklaren. Herkennen, erkennen, omarmen en onderzoeken. Dat is lastig, en lukt ook met jaren ervaring niet altijd, maar het is een manier om stevig ‘ja’ te zeggen tegen jezelf, waar jezelf veroordelen om je gedrag ‘nee’ zeggen tegen jezelf betekent.
V: Ik snap het. Waarom is zelfonderzoek zo belangrijk?
A: Omdat alles van binnenuit gebeurt. We denken vaak dat gebeurtenissen van buitenaf onze reacties veroorzaken, maar die zijn slechts de aanleiding. De gebeurtenis resoneert met iets diep in ons (de trigger) en daarna springen we als een gedresseerd dier door een hoepel. Gurdieff spreekt in dit verband van de mechanische mens. We zijn ons vaak niet bewust van de innerlijke triggers die ons gedrag bepalen, en als we dan in een automatisch reactiepatroon zitten dat we eigenlijk niet willen proberen we dat op gedragsniveau op te lossen. We gooien er met wisselen succes onze wilskracht en discipline tegenaan maar dat is eigenlijk net zoiets als de prikkels van een distel halen en verwachten dat die dan dood gaat. Je houdt een val onder water. Dat gaat een tijdje goed, maar als je je concentratie even verliest, dan spuit hij weer omhoog.
V: Ja, dat herken ik wel. Maar hoe lost zelfonderzoek dat op? Je moet toch ook gewoon stoppen met dit ongewenst gedrag?
A: Ja, dat klopt. Maar het is niet genoeg. Als je de triggers achter je gedrag gaat onderzoeken, ontdek je dat er achter elk gedrag een verhaal zit. Een verhaal dat uniek is voor jou, een verhaal dat beluisterd wil worden, zodat het tot rust kan komen. Eigenlijk bestaat zelfonderzoek voor een groot deel uit het luisteren naar die verhalen, met zoveel interesse als je kunt opbrengen. Dat zijn vaak heftige, pijnlijke en verdrietige verhalen, en we hebben de natuurlijk neiging om de pijn en het verdriet op te willen lossen. We vinden dat het er niet mag zijn. Maar met deze houding zeggen we ‘nee’ tegen stukken in onszelf die integraal onderdeel van ons wezen willen zijn. Ontzeggen wij ze dat, dan komen ze terug, meestal in geperverteerde of pathologische vorm. Laten we ze er zijn en luisteren we naar hun verhaal, dan komen ze tot rust. Daardoor komt een gigantische dosis energie vrij, en die kunnen we dan gebruiken om het leven vorm te geven dat bij ons past. Alle stukken (ikjes) in ons staan dan met de neuzen dezelfde kant op, en zo ontstaat harmonie.
V: Blijft zelfonderzoek moeilijk of wordt het later makkelijker?
A: In het begin is het moeilijk maar later wordt het makkelijker. Door voortdurende oefening ontwikkel je een set innerlijke zintuigen die je eerder niet kende. Er wordt als het ware een weg naar binnen aangelegd. De klauterpartijen van in het begin behoren dan tot het verleden. De aangelegde weg is voortdurend begaanbaar en je kunt er steeds sneller over rijden. Hij moet onderhouden worden door meditatie en een juiste arbeids-/rustverhouding. Ook is het belangrijk om de juiste, verhelderende prikkels tot je te nemen. Daarnaast is het belangrijk regelmatig activiteiten te ontplooien die je ziel voeden is uitermate belangrijk. Natuurlijk gaat, net zoals bij fysieke wegen, de brug of het spoor af en toe dicht, maar je kunt dan vol vertrouwen wachten, want je weet dat de weg je brengt waar dat nodig is.
V: Vertrouwen?
A: Ja, dat is ook nog een mooi bijproduct van zelfonderzoek. Door het ‘ja’ zeggen tegen jezelf kom je in steeds diepere lagen en ontdek je een diep, stevig fundament in jezelf waar je op kunt rusten. Je maakt contact met je onvoorwaardelijke bestaansrecht. Je hoeft jouw recht op bestaan niet meer constant te bewijzen door allerlei dingen in de wereld te doen en je ontleent je (zelf)vertrouwen niet meer aan de uiterst wisselvallige reacties van de buitenwereld op wat je doet maar aan dit diepe fundament. Druk en haast verminderen daardoor en daar komt ontspanning voor en de plaats.
V: Heeft zelfonderzoek effect op je gedrag?
A: Jazeker. Ten eerste leer je natuurlijk relaties leggen tussen wat je doet en wat er (met je) gebeurt. Daarmee heb je je gedrag, voor zover ongewenst, nog niet getransformeerd, maar je krijgt tegelijkertijd met zelfonderzoek een sterke motivator mee om echt aan de slag te gaan met je gedrag: de ontdekking van een stuk zingeving. Want je zou je onderweg gemakkelijk kunnen afvragen: waarom doe ik het eigenlijk, waarom moet het? Als je ontdekt dat je leven zin heeft en wat die zin dan is, maak je een stuk zielscontact dat diepe motivatie oplevert om je destructieve patronen om te zetten in weldadige.
V: Klinkt mooi, maar is dat niet een hoop genavelstaar?
A: Dat is zeker een risico, en daarom moet je zelfonderzoek niet alleen aan jezelf overlaten. Het is belangrijk om regelmatig te spiegelen, met een sparringpartner of in een veilige groep met gelijkgestemden. Zonder dit controlemechanisme bestaat de kans dat je je zorgvuldig om je blinde vlekken heen onderzoekt en zo je zelfbevestigende beelden in stand houdt. Bovendien kan een sparringpartner of groep je ondersteunen als je het even taai krijgt.
V: Prachtig, maar wat ik nu hoor gaat alleen maar over jezelf. Heeft de rest van de wereld er nog iets aan?
A: Jazeker. Want één van de ontdekkingen die ook bij zelfonderzoek hoort is dat je op een diep niveau met alles en iedereen verbonden bent. Hoe dieper de laag, hoe meer er collectief is en hoe minder individueel. We hebben een gemeenschappelijke basis die onverwoestbaar is, hoe groot de verschillen aan de oppervlakte ook mogen lijken. Dat op zich is al een motivatie om je jezelf bij een voorgenomen handeling af te vragen in hoeverre die schadelijk is voor je omgeving en de schepping als geheel. Zo groei je toe naar handelingen die voor jou én voor de schepping weldadig zijn.
Daarnaast maakt het stevige, veilige fundament van onvoorwaardelijk bestaansrecht dat je niet meer de noodzaak voelt om voor van alles en nog wat met je medemensen te concurreren. Omdat onbewuste behoeften en wensen tot rust komen hoef je niet meer in actie te komen om die behoeften en wensen te bevredigen en treden de conflicten die met de concurrentiestrijd samenhangen ook niet meer op. Als we massaal zouden leren om aan zelfonderzoek te doen zal de wereld over één generatie een stuk vrediger en harmonieuzer zijn.