In het palet van spirituele kwaliteiten neemt nederigheid een speciale plaats in. Dat komt omdat vrijwel alle andere spirituele kwaliteiten een element van nederigheid in zich hebben. Met andere woorden: om andere spirituele kwaliteiten te kunnen ontwikkelen is nederigheid nodig.
Nederigheid heeft in de Westerse wereld een negatieve bijklank. Meestal voelt men daarbij iets als: Jezelf klein maken en de ander groot maken. In het Oosten kijkt men heel anders naar nederigheid, daar ziet men nederigheid als een teken van kracht en vertrouwen. Ik zal dat uitwerken aan de hand van twee beeldende verhaaltjes.
In India liep eens een olifant over een touwbrug. Toen hij aan de overkant was zei de vlieg op zijn slurf: “Zo, wij hebben die touwbrug eens even flink laten schudden, hè?”
In het Westen kunnen we over het algemeen niets met dit verhaaltje. We zijn opgevoed met de maakbaarheidsdoctrine: als je maar de juiste dingen doet en positief genoeg denkt, dan is alles mogelijk. Door die doctrine overschatten we de invloed die we op het wereldgebeuren hebben. In werkelijkheid is de schepping groot en zijn wij klein, en het vergt een speciaal soort naïeve arrogantie om te denken dat je met juiste dingen doen en denken (wat ‘juist’ in dit kader dan ook moge betekenen) de schepping zou kunnen dwingen zich naar jouw wensen te plooien. Toch denken we, net als de vlieg, dat wij het zijn die te touwbrug doen schudden. We hebben dan ook de neiging om onszelf bepaalde prestaties toe te eigenen. We menen niet alleen dat wijzelf degenen zijn die de dingen doen, we vinden ook nog eens dat we daardoor recht hebben op de resultaten van onze inspanningen. Die resultaten claimen we uiteraard alleen als die gunstig zijn, dat dan weer wel.
Natuurlijk hebben onze handelingen en gedachten invloed op de schepping, maar ze zijn geen garantie voor een voor ons ego gunstig verloop van de dingen in de wereld. We hebben de plicht om ons in te spannen, maar we hebben geen recht op de resultaten van onze inspanningen. Wij zijn namelijk niet degenen die de dingen doen.
In de Bhagavad Gîtâ staat hierover een mantra: naiva kincit karomiti. Dit betekent: ik doe waarlijk helemaal niets. Dat betekent niet dat de wijzen die met deze mantra leven de hele dag op hun luie gat zitten, het betekent slechts dat ze beseffen dat zij niet de doeners zijn, want alles gebeurt door hun heen. Zij zijn instrumenten in de handen van de schepping, Dat zijn wij ook, maar we zijn niet nederig genoeg om dat te beseffen.
Toch, als we helder kijken naar een prestatie, dan kunnen we niet anders concluderen dan dat onze bijdrage aan de gebeurtenis veel kleiner is dan we zelf denken.
Roem
Stel je voor, je bent een speler in de Amerikaanse Super-Bowlfinale en je scoort de winnende touchdown. Hoeveel daarvan heb je zelf gedaan? Dat is bijna teveel om op te noemen. Om te beginnen moesten de genen van vele generaties voorouders zo gecombineerd worden dat er een nazaat ontstond die de talenten had om een uitstekend American Football-speler te worden. Dan, niet onbelangrijk, moet je wieg op een plek staan waar de mogelijkheden om lid te worden van een American Footballclub aanwezig zijn. Je ouders moeten de mogelijkheden hebben om je lid te laten worden van die club, en om je te helpen om voor je sport te reizen, mocht je talent manifest worden. Dan heb je nog allerlei coaches die je talent niet alleen moeten zien, maar ook nog de vaardigheden moeten hebben om je zo te begeleiden dat jouw talent tot bloei komt. Bij een van je vele wedstrijden moet een scout van een grotere club aanwezig zijn, zodat je een volgende stap kunt maken. Die club moet goed genoeg zijn om de finale te halen en ondertussen mag jij hopen dat zich in al die jaren geen blessures of ongelukken voordoen die het jouw onmogelijk maken je sport nog te bedrijven. Op de dag van de wedstrijd moeten er ook vele gunstige dingen gebeuren voordat je in staat bent beslissend te zijn. Want stel je voor dat er één of andere terrorist het lugubere idee krijgt om een aanslag in de buurt van het stadion te plegen. Dan is jouw moment van de baan. Of een wolkbreuk, het andere team is te sterk. Tenslotte moet de pass ook nog aankomen. En dit is maar een kleine greep uit de dingen die allemaal goed moeten vallen om jouw in staat te stellen om op dit ene moment te schitteren. Ja natuurlijk, je eigen inzet heeft er ook mee te maken, maar als je elke mijlpaal in je leven op bovenstaande manier bekijkt, kun je niets anders dan concluderen dan dat de schepping op draconische wijze samenspant om jouw de kans te geven om op dit ene moment de kers op de taart te zetten. De kers is deels van jou, maar de taart, de plek waar de taart staat, het tijdstip en de omstandigheden zijn niet van jou. Dit besef zou je nederig kunnen maken, en zo bezien is nederigheid niets anders dan nuchterheid.
De boom
Stel nu, je bent een boom. Je staat, je groeit, je bloeit. Je geeft schaduw, zuurstof en je draagt vrucht. Jaar in, jaar uit. Zonder ermee te pronken, zonder er verklaringen over af te leggen, zonder jouw vruchten groter of mooier te vinden dan die van een andere boom. Aan het eind van je levenscyclus ga je dood, zonder je daar vooraf zorgen over gemaakt te hebben.
Natuurlijk weten we niet zeker of de boom zo denkt, maar ik heb nog niemand ooit een boom horen zeggen: ‘Kijk eens hoe mooi ik bloei, kijk eens hoe lekker en gezond de vruchten zijn die ik geef! Daar eis ik respect en waardering voor!” Zou ook tamelijk idioot klinken, nietwaar? Zeker van een boom! Voor onszelf daarentegen, leggen we hele andere maatstaven aan. We laten ons voorstaan op ‘onze’ talenten en prestaties, of juist niet. We maken ze groter of kleiner dan ze zijn. Omdat we gezien willen worden, of juist niet.
Is de boom nederig? We weten het niet. Maar dit is wel helder: Nederigheid heeft niets te maken met het bagatelliseren van je talenten of prestaties. Het is eerder een nuchtere, realistische kijk op wie je bent, wat je kunt en wat jouw bijdrage in het geheel der dingen is. Je maakt die niet groter of kleiner, je ziet die gewoon zoals die is. Voor zover je dat kunt. Deze vorm van nederigheid heeft in het Sanskriet A-mani-tvam, wat zoveel betekent als niet-Ik-heid.
Buigen
Met al zijn geldingsdrang, zucht naar erkenning en overlevingsdrang is ons ego niet bepaald geneigd om nederig te zijn. Het blaast zichzelf constant op, of maakt zichzelf juist kleiner. En dat laatste dan niet uit nederigheid, maar meer uit angst voor conflicten of kritiek.
Deze neigingen werken een kalme geest, en daarmee de rust om helder naar de situatie en onze bijdrage daarin te kijken niet in de hand. Dat wisten de oude wijzen, en daarom was het in de oude leraar-leerlingsetting de gewoonte dat de aspirant-leerling eerst een periode seva deed voor de leraar. In die tijd werd de leraar gezien als een voertuig van Brahman (het Oosterse equivalent voor God). Seva is dienstbaarheid, en de aspirant moest dat soms jarenlang met nederige onderwerping (pranipatena) doen totdat de leraar de leerling rijp achtte om onderricht te ontvangen. Wanneer dat was, wist je als aspirant-leerling nooit.
Nu lijkt het bovenstaand in de huidige, geïndividualiseerde samenleving erg extreem, toch moet het ego tot gezonde proporties teruggebracht worden om tot enige harmonie te komen.
Het is natuurlijk duidelijk dat beide genoemde vormen van nederigheid met elkaar samenhangen. Als je eenmaal een realistisch beeld hebt van je eigen bijdrage in het geheel en hoe dat past in het gigantische wereldgebeuren (meestal over een tijdspanne die jouw leven verre overtreft) dan kun je niet anders dan in ontzag kijken naar wat er allemaal goed heeft moeten gaan om jouw in staat te stellen hier en nu te schitteren, dan zijn diepe bewondering en nederige onderwerping alleen maar de logische volgende stappen.
Nederigheid en andere kwaliteiten
Bijna alle spirituele kwaliteiten hebben een element van nederigheid in zich. Als je gaat zien op welke schaal de gebeurtenissen in de wereld gunstig moeten uitvallen om jou de kans te geven hier en nu te schitteren, dan zouden kwaliteiten als verwondering en dankbaarheid kunnen oprijzen. Je zou je makkelijk kunnen verwonderen over hoe kloppend alles in elkaar zit. En daarnaast zou je je kunnen verwonderen over de rotzooi die de mensen ervan gemaakt hebben met hun verlangens de schepping naar hun wensen te modelleren. Nederigheid is het besef dat alles wat je toevalt niet vanzelfsprekend is en leert je om dat wat je doet met aandacht en liefde te doen.
Nederigheid komt niet vanzelf, ook niet als je je oefent in het realistisch kijken naar jouw bijdrage in het wereldgebeuren. Want daarnaast is voor nederigheid een grote dosis geloof en vertrouwen (sraddha) nodig. Dat is ten eerste vertrouwen in de ondersteuning die de schepping biedt, maar daarnaast ook vertrouwen in jezelf. Vertrouwen in je diepere goedheid, vertrouwen in je talenten en kwaliteiten, in je fundament en in jouw onvoorwaardelijke bestaansrecht. Nederigheid is een teken van dit vertrouwen, en in die zin een besef van rijkdom en overvloed.
Nederigheid versus vrije wil
Nederigheid in zuiverste zin betekent dat je beseft dat je een instrument in de handen van de schepping bent. Je vraagt aan de schepping wat je voor haar kunt doen in plaats van dat je manieren verzint om de schepping ten eigen voordele zo veel mogelijk leeg te trekken.
Dit staat haaks op het concept van de vrije wil, althans zo lijkt het. Maar in de Vedische filosofie heeft men, zich terdege bewust van de ketenen van begeerte, hebzucht en woede die de mens in hun greep houden, sowieso niet veel met het concept van vrije wil. Want hoe kan je zeggen dat je wil vrij is, als je je triggers niet ontstegen bent? Hoe ben je vrij als bij vrijwel elke prikkel die optreedt je geest automatisch zijn standaardreactie vertoont? Niet dus.
Daarom zegt de Yoga Vashista:
Alles is voorbestemd en ligt tot in het kleinste detail vast. Maar alleen de eigen inspanning telt en je hoeft je er niet aan te houden.
De tweede betekenis van de mantra naiva kincit karomiti houdt hiermee verband: We zijn het niet zelf die de dingen doen, maar we worden voortgedreven door ons energiepatroon, dat zich beweegt binnen het grotere, collectieve energiepatroon.
Zo lang ons gedrag beheerst wordt door externe triggers en onze automatische reacties daarop, ligt alles vast en zijn we gedoemd om levenslang in dezelfde cirkel rond te blijven draaien. In de eigen inspanning ligt een uitweg. Je kunt je innerlijke triggers tot rust laten komen en voor een moment ontstaan er dan meer vrijheidsgraden: je lijkt je reacties te kunnen kiezen, en er is zelfs sprake van pro-activiteit. Maar vrijwel direct ontstaat er een trekkracht van binnenuit. Je ziel doet een dringend, bijna dwingend beroep op je om je bestemming te gaan leven. Waar de trekkracht eerst van buiten leek te komen, komt hij nu van binnen. Opnieuw lijk je geen keus te hebben en negeren van deze roep leidt vrijwel altijd tot ongenoegen, energieverlies, extreme hang naar genot of depressie/burnout. We kunnen dus gerust zeggen dat de vrije wil, hoezeer we ook daaraan vasthouden, niet bestaat. Want zelfs als we geen instrument in de handen van de schepping willen zijn en vrij willen kiezen, is het dit verlangen wat ons kluistert. En de enige uitweg uit deze impasse is niet dat je ervoor kiest jezelf als instrument aan te bieden aan de schepping, maar in het besef dat je dat altijd al was. En ook dat is nederigheid.