Onze innerlijke wereld: geen beerput maar een schatkamer

geplaatst in: Geen categorie | 1

Als we onze angst voor het onbekende een aantal momenten per dag zouden kunnen beteugelen en echt zouden durven ontdekken wat er in onze innerlijke wereld leeft, dan zouden we versteld staan. De rijkdom en de schoonheid van onze innerlijke wereld is ongeëvenaard, je komt het nergens in de buitenwereld tegen. Maar we durven niet.

Van Freud hebben we geleerd dat onze innerlijke wereld een beerput is. Vol met perversies, trauma’s en wonden. En omdat we dingen die we als negatief labelen het liefst vermijden blijven we dan ook zo ver van de innerlijke wereld weg als we maar kunnen. We proberen een biotoop te creëren waarin pijn, boosheid, verdriet en frustratie niet voorkomen en zoeken zoveel mogelijk afleiding zodat we onszelf niet hoeven leren kennen. Maar onder de oppervlakte woekeren deze ‘negatieve’ emoties ongestoord door, groeien en op een gegeven moment barst de bom. En dan komt dat wat we de hele tijd onder het tapijt probeerden te vegen alsnog naar buiten.

Onze angst is in de meeste gevallen onnodig, en een terugkerend element uit het grote Indiase verhaal Mahabharata legt uit waarom. Tijdens de ballingschap van de Pandava’s (de spirituele krachten) in het woud (het onderbewuste) gaan Arjuna (onze oprechte spirituele zoeker) en Krishna (het Goddelijke) menigmaal op reis in dat woud om demonen (de veronderstelde inhoud van onze innerlijke wereld) te doden. Telkens als een demon aan het eind van zo’n gevecht klaar is voor de genadeklap herinnert hij zich zijn ware oorsprong: hij was ooit een hemels wezen en heeft door een fout of een zonde de straf gekregen dat hij voor lange tijd als demon moet leven. Op het stervensmoment versmelt zijn ziel dan ook steevast met die van Krishna. De demon is Krishna dankbaar voor de genadeklap.

Zo is het met onze demonische kwaliteiten ook. Ook deze kwaliteiten waren van oorsprong goddelijk, maar zijn geperverteerd omdat ze gekaapt werden door het ego. Als we diep in het woud durven doordringen doorzien we de perversies en komen de goddelijke kwaliteiten daaronder tevoorschijn. Dan zien we onze innerlijke wereld niet langer als een beerput, maar als een schatkamer waarin, behalve deze goddelijke kwaliteiten, vele onvermoede talenten opgeslagen liggen.

We hoeven bovendien niet langer een substantieel deel van onze energie aan het onderdrukken van ons innerlijk te besteden en dat deel kunnen we gebruiken om veel moois in de wereld te zetten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.